Bunnik, 28 februari 2022
Met schrijven van 22 februari jl. heeft het Ministerie van Financiën de vertegenwoordiger van de FEHAC laten weten het verzoek om toepassing van de culturele btw-vrijstelling op diensten van oldtimerverenigingen af te wijzen.
Allereerst vindt het Ministerie dat de activiteiten van oldtimerverenigingen geen grote plaats innemen in het sociale en culturele erfgoed van Nederland en ook niet als onderdeel van de cultuur van ons land kan worden beschouwd. . . .
Het Ministerie schrijft dat van de culturele btw-vrijstelling in elk geval zijn uitgesloten instellingen die niet zozeer het algemene belang van de borging van de culturele activiteit voor toekomstige generaties voorop stellen, maar die vooral het individuele belang van de vrijetijdsbesteding of hobbymatige beoefening centraal stellen van de bij die instelling aangesloten leden of deelnemers.
Opvallend is dat het Ministerie de eerdere standpunten van de belastingdienst herhaalt, zonder verder in te gaan op de argumenten die de FEHAC aandraagt. Het Ministerie herhaalt de stelling van de Belastingdienst dat het gaat om het voorzien van hobbymatige behoeften van de leden van de verenigingen. Ook wordt in het geheel niet gereageerd op het verzoek van de FEHAC om met het Ministerie van Financiën in overleg te treden. Dit is uiterst merkwaardig.
De FEHAC heeft zich op het standpunt gesteld dat ons cultureel bezit wel degelijk een grote plaats inneemt in het culturele erfgoed van Nederland. FEHAC onderbouwt dat met cijfers. Voorts heeft FEHAC erop gewezen dat de aangesloten verenigingen zich in eerste instantie bezig houden met het behoud van het bezit van de leden: het cultureel erfgoed. Dit gebeurt in verenigingen waarin specialistische kennis onderling wordt uitgewisseld. Uiteraard in een sociaal verband. Tevens maken deze leden ons erfgoed zichtbaar en borgen het culturele erfgoed voor toekomstige generaties. Dat voldoet aan de voorwaarden, door de staatssecretaris gesteld.
Daarbij hebben we het nog helemaal niet gehad over de buitengewone administratieve lasten voor verenigingen en stichtingen, waar volgens de FEHAC weinig profijt voor de overheid tegenover zal staan. Het gaat immers over slechts enkele grotere clubs. De kleinere clubs, met een omzet van minder dan Euro 20.000 kunnen zich beroepen op de Kleine Ondernemers Regeling (KOR) om een vrijstelling van BTW te kunnen krijgen.
Het bestuur van de FEHAC overlegt op dit moment over het vervolg, zowel op politiek als juridisch niveau. Zodra meer bekend wordt over dit onderwerp zullen door de FEHAC nadere mededelingen worden gedaan.
Voor verdere inlichtingen kunt U mailen naar penningmeester@fehac.nl